Experimenteren met microhubs in Eindhoven
Eindhoven is volop in ontwikkeling. De stad groeit en er staan verschillende grote (woningbouw)projecten op de planning. Tegelijkertijd werkt de gemeente binnen de Ring Eindhoven in stappen toe naar een autoluw centrum en een nul-emissiezone in 2030: een gebied zonder uitlaatgassen. Astrid Zwegers (Coördinator Slimme en groene mobiliteit bij de gemeente Eindhoven): “Er is veel aan gelegen om het verkeer in Eindhoven verder te verduurzamen. De elektrische deelfietsen, deelscooters en deelauto’s zijn inmiddels breed beschikbaar in de stad. Deelmobiliteit is daarmee binnen handbereik en kan binnenstedelijk ook echt concurreren met de auto. Om het gebruik van deelmobiliteit verder te stimuleren en de noodzaak voor het gebruik van een eigen auto terug te dringen, starten we dit jaar met een experiment met microhubs. Dit is onderdeel van de Eindhovense Aanpak mobiliteitshubs”.
Om de juiste basis voor het experiment te leggen, zijn XTNT-adviseurs Bats en Matthijs voor de gemeente Eindhoven op zoek gegaan naar wat volgens Eindhovense begrippen überhaupt wordt verstaan onder een ‘microhub’. Aan welk voorzieningenniveau moet zo’n microhub voldoen en wat zijn potentiële locaties voor de realisatie? Het doel van dit vooronderzoek was om te komen tot minimaal zes concrete locaties voor het experiment met microhubs. Concluderend is dit de samenvattende omschrijving van de Eindhovense microhub:
Een microhub is een plek in een buurt, bij een economische toplocatie of bij een vervoersknooppunt waar bewoners, forenzen en bezoekers gebruik kunnen maken van allerlei soorten (elektrisch) deelvervoer van de fiets tot auto. Het voorzieningenniveau van een microhub is sterk afhankelijk van de doelgroep waar de hub zich op richt. Voor de look & feel van de microhub wordt vastgehouden aan de HUB-identiteit welke momenteel gezamenlijk wordt ontwikkeld door Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Groningen en Eindhoven. |
Zes slimme locaties
Naast de eindgebruikers, hebben ook de gemeente en aanbieders van deelmobiliteit eisen en wensen met betrekking tot een microhub. Zo kan een microhub niet zomaar op elke willekeurige plek worden gerealiseerd, omdat de openbare ruimte schaars is en groenvoorzieningen niet verloren mogen gaan. En is het voor deelaanbieders belangrijk dat een microhub niet alleen digitaal, maar ook fysiek goed zichtbaar is. Bats: ”Het is niet logisch als schaarse openbare ruimte ten koste gaat van een microhub. We waren het dan ook snel met elkaar eens dat gebruik moet worden gemaakt van bestaande parkeerplekken om ruimte te creëren voor een microhub. Dat sluit ook veel beter aan bij het uiteindelijke doel dat een microhub teweeg moet brengen: minder gebruik van de eigen auto.” Bats en Matthijs hebben van een grote verzameling interessante zoekgebieden, toegewerkt naar minimaal zes concrete locaties voor het experiment.
Een gedegen experiment
Bij een experiment als deze, mogen een communicatie- en stimuleringsplan en een monitoring- en evaluatieplan zeker niet ontbreken. Hoe zorg je ervoor dat de doelgroep bekend raakt met het bestaan van een microhub en hoe neem je eventuele drempels om er gebruik van te maken bij hen weg? Uit monitoring en evaluatie van het experiment moet blijken wat nu echt de succesfactoren zijn van microhubs: onder welke voorwaarden is welke doelgroep geneigd er gebruik van te maken? Wanneer is een microhub echt van meerwaarde? Op basis van expert judgement en eerder uitgevoerde onderzoeken kunnen we redelijkerwijs beargumenteren waar een microhub ongeveer aan moet voldoen, maar echt weten doen we het niet. Daarom is dit experiment ook zo interessant. Wij zijn uiteraard zeer benieuwd naar de uitkomsten van het experiment en zijn ervan overtuigd dat het weer een belangrijke stap is richting het structureel verduurzamen van het verkeer in Eindhoven!
Benieuwd naar het onderzoek van Bats en Matthijs?
–> onder het genot van een bak koffie praten ze je graag bij.
Wil je meer weten over het verdere verloop van het experiment of de Eindhovense Aanpak mobiliteitshubs? Neem dan contact op met Astrid Zwegers (astrid.zwegers@eindhoven.nl)